Met De Neus op de Vecht
Een windstille vrijdagavond, ergens in Overijssel. Mijn skiff ‘De Neus’ wacht al een week lang ongeduldig op een uitje. Eindelijk mag hij weer ‘zwemmen’. Na een brug langs een terras waar een niet zo nozele nog onnozeler commentaar meent te moeten geven aan de eenzame roeier, wacht een paar kilometer kanaal waarna ‘De Neus’ de bocht naar stuurboord opzoekt naar de Vecht. Eindelijk alleen op een rimpelloze rivier met een, naar het lijkt, hoge viscositeit als die van olie.
Het water sast van de riemen, met een zachte splas splas en het geluid van vallende druppels draai ik mijn ritmische rondjes, tempo 20-22. Inpik, benen, armen, rug, uitpik, armen, rug, benen en alles begint weer van voren af aan in een schijnbaar eeuwigdurende cadans waaraan maar geen einde lijkt te komen tot het moment dat je even stopt om op adem te komen.
Een ijsvogel scheert op 10 meter afstand vlak boven het wateroppervlak, oever- en huiszwaluw zwermen boven mijn hoofd waar cumulus stratus zich langzaam vormt tot één grote wolk. Een koekoek onomatopeet zijn eigen naam. Alles is een oase van rust tot het moment dat in de verte een lege olietrein op weg naar Schoonebeek langs dendert en de natuur overstemt. Pelotons Nijlganzen wie-wie-wieken over en een buizerd wiekt langzaam op. Bijna val ik in slaap van al die natuur en rust totdat een meerkoet op topsnelheid mijn skiff kruist.
Als vanzelf pakt de boot de snelheid weer op. Je blijft achteruit kijken om te zien wat er in de toekomst ligt. Een bocht, nog een bocht en dan, daar zie je het eindpunt van je tocht, een brug in Laar. Dazen zijn plotseling overal, ik sla flink om me heen en een enkele daas belandt in het water en vormt daar een dankbare prooi voor een onzichtbare vis. Het eindpunt is daar, ik keer om, om de schijnbaar nutteloze terugtocht te aanvaarden. Honderden keren voer ik hetzelfde parcours al op de Vecht maar het blijft boeien. Waarom toch eigenlijk?